De Antwerpse rechtbank van koophandel (afdeling Turnhout) heeft op donderdag 26 juni de Turnhoutse drukkerij Proost failliet verklaard. Het bedrijf heeft zelf het faillissement aangevraagd nadat dezelfde rechtbank op 24 juni had beslist de gerechtelijke reorganisatie in het kader van een WCO-procedure stop te zetten en het faillissement op korte termijn uit te spreken. 130 mensen dreigen hun job te verliezen.

Drukkerij Proost (NV Proost) maakte gebruik van de WCO3-procedure, die voorziet in een reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag. Met het faillissement schijnt het lot te zijn bezegeld van een bedrijf dat er niet meer in slaagde de economische levensvatbaarheid terug te vinden. Door de uitspraak van de rechtbank op 24 juni verviel met onmiddelijke ingang de beschermingsperiode van de onderneming tegen zijn schuldeisers. De rechter was van oordeel dat de NV Proost niet aan de voorwaarden voldeed voor de verdere handhaving van de reorganisatieprocedure. Argumenten als deloyale concurrentie en marktverstoring hebben waarschijnlijk een rol gespeeld bij het tot stand komen van het vonnis. Een overeenkomst van overdracht van de NV Proost aan de commerciële entiteit Proost Industries werd op 24 juni eveneens door de rechtbank afgewezen.

Het is nu afwachten wat er na het faillissement met Proost zal gebeuren. Vakbond ACV acht een doorstart mogelijk met behoud van werk voor enkele "tientallen personen". Proost Industries, de commerciële poot van de groep, blijft in elk scenario overeind. Het kan zijn drukwerkopdrachten desgewenst laten produceren in het buitenland. "Het wordt tijd dat de overheid ernstig werk maakt van het opruimen van de loonhandicap met onze buurlanden," zegt Waldo Van de Velde, economisch adviseur bij de grafische beroepsfederatie Febelgra. "Wanneer dat niet gebeurt zal nog meer productie verschuiven naar het buitenland hetgeen neerkomt op een vorm van delokalisatie."

130 werknemers dreigen hun baan te verliezen. De rechtbank van koophandel in Turnhout ging op 24 juni niet in op de overeenkomst die gerechtsmandataris Johan Van Cauwenbergh sloot met Proost Industries. De gerechtsmandataris had daarvoor een eerder bod van Proost Industries heronderhandeld omdat de waarde van hun initiële bod lager lag dan de vermoedelijke waarde van de verkoop. De uiteindelijke overeenkomst voorzag bij de overdracht van de NV Proost, in een doorstart van drukkerij Proost jn de vestiging in Turnhout en het behoud van de tewerkstelling voor 75 van de 107 arbeiders en 14 van de 23 bedienden. Er zou ook een overnamesom worden betaald van 1.120.000 euro. Er werd eveneens een omzet van 12 miljoen euro in het vooruitzicht gesteld.

Proost Industries zou als centrale verkoopsorganisatie gaan werken voor de vestigingen in Slowakije, Duitsland en Turnhout. De plannen werden toegelicht op een bijzondere ondernemingsraad de dag voordien (23 juni). Die plannen hadden volgens de gerechtsmandataris de instemming gekregen van alle betrokken actoren. Bovendien was er volgens Johan Van Cauwenbergh geen serieus overnamebod geweest van andere geïnteresseerde partijen. Piet Daneels van de christelijke vakbond ACV, vertelde in de wandelgangen van de rechtbank nog te streven naar het behoud van de maximale werkgelegenheid. Hij zei verder niet in de schoenen te willen staan van de bevoegde rechter die een moeilijke beslissing moest gaan nemen in een complex dossier.

De gerechtsmandataris ontving eerder wel een geldig bod van Geers Offset uit Gent en de grafische onderneming Albe De Coker uit Hoboken, op voorwaarde dat voor deze partijen de overeenkomst van 6 juni 2014 werd teruggeschroefd. Volgens die overeenkomst is de klantenlijst eigendom van Proost Industries en staan de accountmanagers op de loonlijst van Proost Industries. Wanneer de overeenkomst teniet werd gedaan, was men bereid om een bod te doen van 620.000 euro op roerend materiaal, integrale stock en werken in uitvoering. De waarde van het klantenbestand zou afzonderlijk worden geraamd.

De NV Proost werd op 24 juni eveneens door Febelgra gedagvaard tot voortijdige beëindiging van de procedure gerechtelijke reorganisatie en tot faillietverklaring. Febelgra stelde zich ernstige vragen omtrent de bedoelingen van de NV Proost dat zeer kort voor de opening van de procedure gerechtelijke reorganisatie (op 6 februari 2014) haar volledige verkoopsactiviteit/commerciële activiteit overdroeg aan de NV Proost Industries voor de beperkte prijs van 250.000 euro. Febelgra was ook schuldeiser van de NV Proost dat zijn lidmaatschapsbijdrage nog niet had betaald. De raadsman van Febelgra zei tijdens zijn pleidooi dat de continuïteit van de NV Proost bovendien niet kon worden gegarandeerd omdat het bedrijf haar lopende verplichtingen tijdens de opschorting, en in het bijzonder haar verplichtingen tegenover de fiscus en de RSZ niet was nagekomen. "Het bedrijf slaagt er met andere woorden niet in om break-even te draaien."

Ook Lamiprint uit Vilvoorde en Igepa/Sagamgraphic stelden zich tijdens de zitting als schuldeisers, partij tegen de NV Proost.

De handelsrechtbank van Turnhout is de gerechtsmandataris dus niet gevolgd en de NV Proost heeft daarop twee dagen later zelf de boeken neergelegd.

Inmiddels zijn de curatoren van het failliete Proost bekend: dat zijn Johan Van Cauwenbergh (voormalig gerechtsmandataris in de zaak van de NV Proost) en Veerle Verhaegen.

Alain Vermeire

Persbericht van Febelgra na de zitting van 24 juni

Febelgra, de beroepsfederatie van de Belgische grafische industrie, neemt met gemengde gevoelens kennis van de uitspraak ten gronde van de handelsrechtbank te Turnhout deze namiddag in het WCO-dossier van Proost. Het betreurt dan ook in de eerste plaats het jobverlies en persoonlijke drama dat dit alles voor de betrokkenen en hun gezinnen veroorzaakt.

De federatie heeft zich in deze zaak betrokken zaak partij gesteld door de neerlegging van een dagvaarding. Deze stelt dat Proost bepaalde voorwaarden voor de opschorting bij de gerechtelijke reorganisatie niet naleeft. Met name de verschuldigde bedragen aan RSZ en fiscus (bedrijfsvoorheffing) betaalt het bedrijf niet. Hierdoor stelt de vordering van Febelgra dat de procedure tot opschorting dient te worden stopgezet. Al het overige, in het bijzonder het aanvaarden én homologeren van een overnamebod, is derhalve zonder voorwerp.

Febelgra wil hiermee nogmaals de negatieve aspecten van deze wetgeving in het licht plaatsen en wijzen op de concrete nefaste gevolgen ervan die tot op vandaag mogelijk zijn.

De tegenpartij ging hierbij zelfs zo ver dat het stelde dat de eis van Febelgra niet gegrond kon zijn, vermits er door de federatie geen voldoende rechtstreeks belang zou zijn aangetoond. De rechter heeft deze zienswijze evenwel niet gevolgd en deze verklaart de eis tot stopzetting van de procedure tot gerechtelijke reorganisatie gegrond.

De federatie is immers niet enkel de spreekbuis van de bedrijven uit de grafische sector, de rechtstreekse vertegenwoordiger van de aangesloten leden, maar tevens ook de door officiële instanties erkende representatieve organisatie van de sector. Daarenboven is Febelgra in deze weldegelijk rechtstreeks betrokken partij en dit als schuldeiser voor een nog verschuldigde affiliatiebijdrage.

In zijn pleidooi op de zitting vanmorgen benadrukte de raadsman van Febelgra dat, door het niet in staat zijn van het betalen van de lopende uitgaven (waaronder RSZ en bedrijfsvoorheffing), nu reeds vaststaat dat de continuïteit niet is gewaarborgd en het derhalve onverantwoord zou zijn om met een overname, in het kader van een derde reorganisatie, in te stemmen. De federatie benadrukt in haar tussenkomst immers dat de overeenkomst een marktverstorend effect heeft met concurrentievervalsing tot gevolg. Hierdoor ondervinden de bonafide bedrijven uit de sector ontegensprekelijk nadeel.

De handelsrechtbank omschrijft dan ook de door de gerechtsmandataris ondersteunde overname terecht als een 'sterfhuisconstructie' en deze beslist in haar vonnis tot de stopzetting van de procedure tot gerechtelijke reorganisatie en het uitspreken van het faillissement op korte termijn.

Het is in het kader van de WCO-wetgeving dan ook veeleer onuitgegeven dat een beroepsfederatie erin slaagt om een dergelijk vonnis te bekomen waarmee het hiermee nogmaals het hallucinante karakter van deze regelgeving illustreert.

De Antwerpse rechtbank van koophandel (afdeling Turnhout) heeft op donderdag 26 juni de Turnhoutse drukkerij Proost failliet verklaard. Het bedrijf heeft zelf het faillissement aangevraagd nadat dezelfde rechtbank op 24 juni had beslist de gerechtelijke reorganisatie in het kader van een WCO-procedure stop te zetten en het faillissement op korte termijn uit te spreken. 130 mensen dreigen hun job te verliezen. Drukkerij Proost (NV Proost) maakte gebruik van de WCO3-procedure, die voorziet in een reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag. Met het faillissement schijnt het lot te zijn bezegeld van een bedrijf dat er niet meer in slaagde de economische levensvatbaarheid terug te vinden. Door de uitspraak van de rechtbank op 24 juni verviel met onmiddelijke ingang de beschermingsperiode van de onderneming tegen zijn schuldeisers. De rechter was van oordeel dat de NV Proost niet aan de voorwaarden voldeed voor de verdere handhaving van de reorganisatieprocedure. Argumenten als deloyale concurrentie en marktverstoring hebben waarschijnlijk een rol gespeeld bij het tot stand komen van het vonnis. Een overeenkomst van overdracht van de NV Proost aan de commerciële entiteit Proost Industries werd op 24 juni eveneens door de rechtbank afgewezen. Het is nu afwachten wat er na het faillissement met Proost zal gebeuren. Vakbond ACV acht een doorstart mogelijk met behoud van werk voor enkele "tientallen personen". Proost Industries, de commerciële poot van de groep, blijft in elk scenario overeind. Het kan zijn drukwerkopdrachten desgewenst laten produceren in het buitenland. "Het wordt tijd dat de overheid ernstig werk maakt van het opruimen van de loonhandicap met onze buurlanden," zegt Waldo Van de Velde, economisch adviseur bij de grafische beroepsfederatie Febelgra. "Wanneer dat niet gebeurt zal nog meer productie verschuiven naar het buitenland hetgeen neerkomt op een vorm van delokalisatie." 130 werknemers dreigen hun baan te verliezen. De rechtbank van koophandel in Turnhout ging op 24 juni niet in op de overeenkomst die gerechtsmandataris Johan Van Cauwenbergh sloot met Proost Industries. De gerechtsmandataris had daarvoor een eerder bod van Proost Industries heronderhandeld omdat de waarde van hun initiële bod lager lag dan de vermoedelijke waarde van de verkoop. De uiteindelijke overeenkomst voorzag bij de overdracht van de NV Proost, in een doorstart van drukkerij Proost jn de vestiging in Turnhout en het behoud van de tewerkstelling voor 75 van de 107 arbeiders en 14 van de 23 bedienden. Er zou ook een overnamesom worden betaald van 1.120.000 euro. Er werd eveneens een omzet van 12 miljoen euro in het vooruitzicht gesteld. Proost Industries zou als centrale verkoopsorganisatie gaan werken voor de vestigingen in Slowakije, Duitsland en Turnhout. De plannen werden toegelicht op een bijzondere ondernemingsraad de dag voordien (23 juni). Die plannen hadden volgens de gerechtsmandataris de instemming gekregen van alle betrokken actoren. Bovendien was er volgens Johan Van Cauwenbergh geen serieus overnamebod geweest van andere geïnteresseerde partijen. Piet Daneels van de christelijke vakbond ACV, vertelde in de wandelgangen van de rechtbank nog te streven naar het behoud van de maximale werkgelegenheid. Hij zei verder niet in de schoenen te willen staan van de bevoegde rechter die een moeilijke beslissing moest gaan nemen in een complex dossier. De gerechtsmandataris ontving eerder wel een geldig bod van Geers Offset uit Gent en de grafische onderneming Albe De Coker uit Hoboken, op voorwaarde dat voor deze partijen de overeenkomst van 6 juni 2014 werd teruggeschroefd. Volgens die overeenkomst is de klantenlijst eigendom van Proost Industries en staan de accountmanagers op de loonlijst van Proost Industries. Wanneer de overeenkomst teniet werd gedaan, was men bereid om een bod te doen van 620.000 euro op roerend materiaal, integrale stock en werken in uitvoering. De waarde van het klantenbestand zou afzonderlijk worden geraamd.De NV Proost werd op 24 juni eveneens door Febelgra gedagvaard tot voortijdige beëindiging van de procedure gerechtelijke reorganisatie en tot faillietverklaring. Febelgra stelde zich ernstige vragen omtrent de bedoelingen van de NV Proost dat zeer kort voor de opening van de procedure gerechtelijke reorganisatie (op 6 februari 2014) haar volledige verkoopsactiviteit/commerciële activiteit overdroeg aan de NV Proost Industries voor de beperkte prijs van 250.000 euro. Febelgra was ook schuldeiser van de NV Proost dat zijn lidmaatschapsbijdrage nog niet had betaald. De raadsman van Febelgra zei tijdens zijn pleidooi dat de continuïteit van de NV Proost bovendien niet kon worden gegarandeerd omdat het bedrijf haar lopende verplichtingen tijdens de opschorting, en in het bijzonder haar verplichtingen tegenover de fiscus en de RSZ niet was nagekomen. "Het bedrijf slaagt er met andere woorden niet in om break-even te draaien."Ook Lamiprint uit Vilvoorde en Igepa/Sagamgraphic stelden zich tijdens de zitting als schuldeisers, partij tegen de NV Proost.De handelsrechtbank van Turnhout is de gerechtsmandataris dus niet gevolgd en de NV Proost heeft daarop twee dagen later zelf de boeken neergelegd.Inmiddels zijn de curatoren van het failliete Proost bekend: dat zijn Johan Van Cauwenbergh (voormalig gerechtsmandataris in de zaak van de NV Proost) en Veerle Verhaegen. Alain VermeirePersbericht van Febelgra na de zitting van 24 juniFebelgra, de beroepsfederatie van de Belgische grafische industrie, neemt met gemengde gevoelens kennis van de uitspraak ten gronde van de handelsrechtbank te Turnhout deze namiddag in het WCO-dossier van Proost. Het betreurt dan ook in de eerste plaats het jobverlies en persoonlijke drama dat dit alles voor de betrokkenen en hun gezinnen veroorzaakt.De federatie heeft zich in deze zaak betrokken zaak partij gesteld door de neerlegging van een dagvaarding. Deze stelt dat Proost bepaalde voorwaarden voor de opschorting bij de gerechtelijke reorganisatie niet naleeft. Met name de verschuldigde bedragen aan RSZ en fiscus (bedrijfsvoorheffing) betaalt het bedrijf niet. Hierdoor stelt de vordering van Febelgra dat de procedure tot opschorting dient te worden stopgezet. Al het overige, in het bijzonder het aanvaarden én homologeren van een overnamebod, is derhalve zonder voorwerp. Febelgra wil hiermee nogmaals de negatieve aspecten van deze wetgeving in het licht plaatsen en wijzen op de concrete nefaste gevolgen ervan die tot op vandaag mogelijk zijn. De tegenpartij ging hierbij zelfs zo ver dat het stelde dat de eis van Febelgra niet gegrond kon zijn, vermits er door de federatie geen voldoende rechtstreeks belang zou zijn aangetoond. De rechter heeft deze zienswijze evenwel niet gevolgd en deze verklaart de eis tot stopzetting van de procedure tot gerechtelijke reorganisatie gegrond. De federatie is immers niet enkel de spreekbuis van de bedrijven uit de grafische sector, de rechtstreekse vertegenwoordiger van de aangesloten leden, maar tevens ook de door officiële instanties erkende representatieve organisatie van de sector. Daarenboven is Febelgra in deze weldegelijk rechtstreeks betrokken partij en dit als schuldeiser voor een nog verschuldigde affiliatiebijdrage.In zijn pleidooi op de zitting vanmorgen benadrukte de raadsman van Febelgra dat, door het niet in staat zijn van het betalen van de lopende uitgaven (waaronder RSZ en bedrijfsvoorheffing), nu reeds vaststaat dat de continuïteit niet is gewaarborgd en het derhalve onverantwoord zou zijn om met een overname, in het kader van een derde reorganisatie, in te stemmen. De federatie benadrukt in haar tussenkomst immers dat de overeenkomst een marktverstorend effect heeft met concurrentievervalsing tot gevolg. Hierdoor ondervinden de bonafide bedrijven uit de sector ontegensprekelijk nadeel. De handelsrechtbank omschrijft dan ook de door de gerechtsmandataris ondersteunde overname terecht als een 'sterfhuisconstructie' en deze beslist in haar vonnis tot de stopzetting van de procedure tot gerechtelijke reorganisatie en het uitspreken van het faillissement op korte termijn. Het is in het kader van de WCO-wetgeving dan ook veeleer onuitgegeven dat een beroepsfederatie erin slaagt om een dergelijk vonnis te bekomen waarmee het hiermee nogmaals het hallucinante karakter van deze regelgeving illustreert.