De tweejaarlijkse Labelexpo Europe, die vanwege de coronapandemie in 2021 een keer oversloeg, telde in september ruim 630 exposanten en trok bijna 36.000 bezoekers naar Brussel - nagenoeg een evenaring van de recordeditie uit 2019. Als vanouds bood de beurs een blik op de huidige stand van zaken, maar vooral ook zicht op de toekomst van de labelindustrie. Een industrie die vorig jaar, voor het eerst sinds tijden, met krimp werd geconfronteerd (zie Grafisch Nieuws-editie 7 van dit jaar, red.) en nu dus op zoek moet naar manieren om zich te herpakken. Ook de machinefabrikanten, materialenproducenten en andere toeleveranciers zijn zich daar van bewust, en proberen er effectief op in te spelen.
...

De tweejaarlijkse Labelexpo Europe, die vanwege de coronapandemie in 2021 een keer oversloeg, telde in september ruim 630 exposanten en trok bijna 36.000 bezoekers naar Brussel - nagenoeg een evenaring van de recordeditie uit 2019. Als vanouds bood de beurs een blik op de huidige stand van zaken, maar vooral ook zicht op de toekomst van de labelindustrie. Een industrie die vorig jaar, voor het eerst sinds tijden, met krimp werd geconfronteerd (zie Grafisch Nieuws-editie 7 van dit jaar, red.) en nu dus op zoek moet naar manieren om zich te herpakken. Ook de machinefabrikanten, materialenproducenten en andere toeleveranciers zijn zich daar van bewust, en proberen er effectief op in te spelen. Opmerkelijk was bijvoorbeeld de uitgebreide analyse die Dario Urbinati, de CEO van persenbouwer Gallus, presenteerde van de wereldwijde demografische en macro-economische ontwikkelingen, alvorens zijn nieuwe labelpers aan te introduceren. Hij wees op de veranderende samenstelling van de samenleving: binnen tien jaar gaat een belangrijke generatie met pensioen en dan zal hun ervaring, kennis en kunde verloren gaan voor de arbeidsmarkt. Die situatie wordt nog verergerd door de teruglopende geboortecijfers. Volgens Urbinati resulteert dat erin dat er steeds minder mensen beschikbaar zijn die in de industrie kunnen werken - àls ze dat al willen, omdat de andere sectoren aantrekkelijker zijn: "Google zal altijd meer sexy zijn dan de maakindustrie." De grote vraag is dan ook, aldus Urbinati, of het huidige businessmodel van labeldrukkerijen, dat voor een belangrijk deel afhankelijk is van vakmensen, nog wel houdbaar is: "We zullen het radicaal anders moeten aanpakken." Automatisering en interconnectiviteit zijn niet langer slechts bedoeld om kosten te besparen: "Ze zijn noodzakelijk om onze industrie te laten overleven." Die digitale transformatie beperkt zich niet tot een omschakeling van analoge naar digitale druktechnieken, maar omvat ook alle software en workflows daaromheen: "Een digitaal ecosysteem." Gallus is klaar voor die omschakeling: met de 'Gallus One' presenteerde het bedrijf in Brussel zijn nieuwe inkjet labelpers, waarvan er naar eigen zeggen al "een aantal" in Europa zijn geïnstalleerd. Het is een belangrijke stap voor een bedrijf dat al meer dan honderd jaar persen bouwt, stelt Urbinati: "Aan de flexo-technologie valt eigenlijk niet zo heel veel meer te verbeteren. De innovatie zit in de digitale hoek." Gallus bouwde wel al eerder, samen met moederbedrijf Heidelberg, de LabelFire inkjetpers voor het topsegment van de labelindustrie, maar beschikt met de Gallus One nu ook over een inkjetpers die ook kan concurreren als het om de Total Cost of Ownership (TCO) gaat. Om drukkerijen te overtuigen, ontwikkelde Gallus zelfs een TCO-calculator. Urbinati heeft dan ook hoge verwachtingen: "Gallus verkoopt zo'n honderd persen per jaar. Volgend jaar zou de verhouding tussen digitale persen en flexopersen zomaar eens 50/50 kunnen zijn." Er waren tijdens Labelexpo genoeg flexopersen te zien (zie ook Grafisch Nieuws-editie 8 van dit jaar, red.). Fabrikanten zien flexo bij uitstek geschikt voor de hoge drukvolumes, en zetten inkjet eventueel in voor de productie van kleinere oplages. Bovendien bieden ze hybride oplossingen aan: combinaties van flexo- en inkjet-modules die het beste van beide werelden moeten bieden. Bij zowel Gallus als Bobst en Mark Andy werd daarbij tijdens de demonstraties op de stands de vergelijking met 'Lego blokken' gemaakt: hybride persen kunnen naar eigen inzicht worden samengesteld, indien gewenst zelfs met veredeling (zoals folie) en afwerking er direct achteraan. Maar de sterke opmars van digitale persen in de label- industrie is onmiskenbaar - zelfs bij deze leveranciers die (ook) blijven geloven in flexo. Xeikon is zo'n digitale speler die in de labelindustrie de grenzen van zijn tonergebaseerde printtechnologie blijft verleggen. Als belangrijke drijfveer wordt onder andere de groeiende vraag naar duurzaamheid aangevoerd. Voor de nieuwe digitale labelpers, 'Lion' genaamd (of: LX3000), werd het printproces op allerlei onderdelen nog eens onder handen genomen. Dat resulteert niet alleen in een aanzienlijk snellere machine (topsnelheid nu 42 meter per minuut, tegen voorheen 30 mpm) en dus een hogere productiviteit, maar er wordt ook op andere manieren winst behaald. De Lion gebruikt bijvoorbeeld de nieuwe Eco Toner, die voor 60 procent uit gerecycleerde polyester bestaat, vrij is van fluor (PFAS) en 100 procent vegan is. En de machine is voorzien van 'cruise control': een hoge mate van automatisering en kwaliteitscontrole die zorgt voor een efficiënte productie en minimale hoeveelheid afval. Om een en ander inzichtelijk maakte presenteert Xeikon nu ook eigen carbon footprint calculator die een duurzaamheidsrapport opstelt, zodat machines goed met elkaar vergeleken kunnen worden. Als het aan HP ligt verloopt de digitale transformatie nog veel sneller. Noam Zilbershtain staat sinds 2022 aan het roer bij HP Indigo en beleefde in Brussel zijn eerste Labelexpo. Hij is ervan overtuigd dat de labelindustrie een van de eerste sectoren zal zijn die volledig overstapt op digitale druktechniek en voorspelde een revolutie onder het motto: "HP first, flexo second." Volgens cijfers van HP domineert ze de label- en verpakkingenmarkt al, met zo'n 2.200 installaties van digitale persen op basis van de eigen ElectroInk (vloeibare toner). En dat moeten er alleen maar nog meer worden met de lancering van de nieuwe HP Indigo V12 - een digitale smalbaanpers met 12 kleuren en een topsnelheid die zich met 120 meter per minuut kan meten met flexopersen: "We zijn erin geslaagd het snelheidsvraagstuk op te lossen. En daarmee verschuift het omslagpunt ook aanzienlijk." De HP Indigo V12 heeft zijn proeftijd bij vier drukkerijen, waaronder het Nederlandse Eshuis, inmiddels al met succes afgerond. Volgens Zilbershtain blijkt de digitale pers in staat om, qua productiviteit, wel drie of vier flexopersen te vervangen. De pers komt nu ook direct beschikbaar voor de markt, hoewel er nog hard wordt gewerkt aan de koppeling met een non-stop rollenwisselaar zodat er daadwerkelijk continue kan worden geproduceerd. De organisatoren van Labelexpo signaleerden een beurstrend, die mogelijk ook op een verschuiving in de labelmarkt duidt: steeds vaker worden door exposanten ook verpakkingen geproduceerd. Belangstellenden konden dan ook voor het eerst een speciale 'Flex Pack Trail' volgen om kennis te maken met alle aspecten - van materialen en persen tot inkten en droging - op het gebied van flexibele verpakkingen. Ook fabrikanten van digitale persen lijken nadrukkelijk de nieuwe mogelijkheden in die richting te verkennen. Zo toonde HP Indigo in Brussel bijvoorbeeld ook de 200K Digital Press voor de productie van flexibele verpakkingen zoals pouches (stazakken). Fujifilm, dat met inkten en platen ook actief is in de flexomarkt, demonstreerde zijn Jet Press FP790 inkjetpers. Op de stand moest de bezoeker het doen met een schaalmodel van de imposante machine, maar via een 'live' videoverbinding met de eerste testinstallatie in het Verenigd Koninkrijk werd duidelijk hoe deze pers, voorzien van watergebaseerde inkten, een digitaal alternatief voor flexopersen moet bieden bij de productie van flexibele kunststof verpakkingen. Andere partijen spelen in op de markttrend om plastic verpakkingen te vervangen door papieren varianten. Screen doet dat met de nieuwe PAC520P inkjetpers met watergebaseerde en voedselveilige inkten. Begin dit jaar was al even een prototype van de machine te zien tijdens de Hunkeler Innovation Days, als voorproefje op Labelexpo. Ook Xeikon ziet kansen voor papier-gebaseerde flexibele verpakkingen. De digitale TX-500 Titon pers maakt gebruik van de speciale Titon-toner, die volgens Xeikon de voedselveilige en geurloze eigenschappen van toner combineert met de kras- en hittebestendigheid van UV-inkten - en zo goed geschikt is voor de productie van verpakkingen. Verder blijven uiteraard ook de mogelijkheden op golfkarton niet onopgemerkt. Konica Minolta, dat tijdens Labelexpo flink uitpakte met onder andere de tonergebaseerde AccurioLabel 400, liet bijvoorbeeld zien hoe de PKG-1300 vlakbed inkjetprinter niet alleen platen golfkarton verwerkt, maar ook variabel kan printen op al voorgevouwen kartonnen dozen. Liefhebbers van workflow konden hun hart ophalen bij de Automation Arena in hal 11. CERM, Esko, Fedrigoni Self-Adhesive, Grafotronic, Kurz en Xeikon verzorgden een gezamenlijke demonstratie van een 'lights-out'-labelproductie. Bij de demo waren weliswaar een paar operators actief, maar de insteek was duidelijk: de productie van labels kan grotendeels worden geautomatiseerd, zonder veel aan flexibiliteit te verliezen. Zelfs het review-proces in de ontwerpfase was geheel gedigitaliseerd. De manier waarop Esko een klant met een 3D-bril op door een virtuele supermarkt laat lopen, is weliswaar niet nieuw, maar zeker indrukwekkend. De klant pakt uit het virtuele schap een fles rosé, met daarop het label dat tijdens de demo geproduceerd gaat worden. Door de fles heen zijn de contouren van de winkelinrichting zichtbaar. Een realistischer voorstelling van de werkelijkheid is nauwelijks denkbaar. Het 3D-schouwspel duurde maar kort en na goedkeuring van het ontwerp deed de prepress-software van Esko zijn werk. Het startsein voor de daadwerkelijke productie werd gegeven door de Xeikon XT500 met daarop de Kurz inline metallisatiemodule. Zowel voor, tijdens als na de productie gaf het managementinformatiesysteem van CERM de voortgang weer op een groot scherm en desgewenst op de smartphone. Wie wil weten wat de status is van een labelproductie, hoeft daarvoor zijn huiskamer niet te verlaten. Gelukkig werd de gehypte term Artificial Intelligence (AI) in Brussel spaarzaam gebruikt. Het begrip is tijdens vakbeurzen nogal aan inflatie onderhevig en wordt steeds vaker overal opgeplakt. Grafotronic gebruikte de term AI bijvoorbeeld om aan te geven dat de registratie in de machines is geautomatiseerd. Wat opvalt bij deze en eerdere demo's in de Automation Arena is de vanzelfsprekendheid waarmee alle onderdelen van het productieproces aan elkaar worden geknoopt. Routinematig wordt de bezoeker meegenomen in het gehele proces. Automatisering is geen zwarte magie meer en productie zonder handen aan de machines is een realiteit. Elke onderneming kan ermee aan de slag. Voor een industrie waarin zoveel waarde wordt gehecht aan het fenomeen kleur, was het opvallend stil op de sober ingerichte stand van Pantone. De organisatie achter de beroemde kleurenwaaiers kreeg flink wat kritiek te verduren sinds de samenwerking met softwaregigant Adobe is beëindigd. De Pantone-bibliotheken zijn alleen nog tegen betaling beschikbaar in programma's als InDesign, Illustrator en Photoshop. Vanaf het moment dat de beschikbaarheid van de kleurbibliotheken geen vanzelfsprekendheid meer was, werd op social media onder aanvoering van kleurspecialist Eddy Hagen de noodzaak van Pantone als de facto standaard steeds meer in twijfel getrokken. Kwamen de afdrukken in de kleurenwaaier wel overeen met de gegevens in de Pantone digital master data? Was het wel mogelijk om alle kleuren te drukken binnen de toleranties die ISO-standaarden vereisen? De subtiele verschillen zijn ongetwijfeld zichtbaar bij normlicht, maar is dat ook zo bij de combinatie van daglicht en lamplicht in de winkel? En is het niet beter om kleuren te baseren op metingen? Eind vorig jaar voegde Pantone 224 nieuwe kleuren toe aan het bestaande palet. Sommige van deze nieuwe kleuren liggen heel dicht bij bestaande kleuren. Mogelijk is het voor de drukker lastig om het verschil te reproduceren. Martin Cusack, productmanager op de zeer druk bezochte naastgelegen stand van zusterbedrijf Esko (Pantone en Esko zijn beide dochterondernemingen van Danaher) was bereid om toelichting te geven. De 'scheiding' tussen Adobe en Pantone werd volgens Cusack veroorzaakt door het feit dat de kleurbibliotheken in de software niet up-to-date waren. Het kleursysteem Pantone Connect, dat als plug-in voor Adobe-programma's beschikbaar is, lost dit probleem weliswaar op, maar er zijn maandelijkse kosten aan verbonden. Dat was voor Adobe de aanleiding om de toepassing niet standaard aan te bieden. Dat Adobe-gebruikers nu apart moeten betalen voor Pantone Connect vindt Cusack logisch. Esko gebruikt het systeem ook en betaalt daarvoor aan zusterbedrijf Pantone, aldus de productmanager. Volgens Cusack heeft Pantone desalniettemin niets aan relevantie verloren, omdat het nog steeds een manier is om over kleur te communiceren. Hij sluit niet uit dat er in de toekomst zelfs nog meer kleuren worden geïntroduceerd. Pantone onderzoekt voortdurend of daaraan behoefte is. De drukker zou in staat moeten zijn om de nuances in kleur te reproduceren, mits de juiste software wordt gebruikt en er geen vervuiling in de inkt optreedt, aldus Cusack. Het gebruik van het Pantone-systeem staat een ontwikkeling als Extended Colour Gamut of extended gamut printing niet in de weg, vindt Cusack. Met deze technieken wordt op basis van vier of meer standaardinkten een bredere kleurruimte bereikt. Cusack noemt Esko's systeem Equinox als voorbeeld, waarbij Pantone het uitgangspunt is voor de omzetting naar proceskleuren. Voor het omzetten naar een ander kleursysteem waren ook alternatieve oplossingen te vinden, onder meer op de stand van Hybrid Software. De toepassing PACKZ voegt daar met Advanced Color een extra dimensie aan toe: kleurafwijking voorspellen. Wanneer de drukker een steunkleur afdrukt in vier, zes of zeven kleuren kan de software, op basis van meetgegevens, de Delta E-waarde vaststellen. Op die manier kunnen klant en drukker vooraf bepalen of een afwijking acceptabel is. PACKZ kan een handje helpen bij het overstappen van drukken met steunkleuren naar proceskleuren. De behoefte daaraan stijgt nu merkeigenaren steeds meer diversifiëren, waardoor de oplagen per opdracht dalen. De Hybrid-stand breidt de laatste jaren bij elke beursdeelname het aantal toepassingen uit. Met de overnames van onder meer RIP-bouwer Global Graphics en Meteor (elektronica voor de aansturing van printerkoppen) werd een flink stuk van de keten in eigen beheer genomen. Ook iC3D Software werd vorig jaar door de groep overgenomen en dat zorgde voor een aanvulling op ontwerpgebied. Bij het ontwerpen van een shrink wrap is de vervorming van het beeld een berucht probleem. De ontwerper moet proberen te voorspellen hoe de afbeelding eruit gaat zien nadat deze is verhit en sluitend om de verpakking is aangebracht. Verpakkingsdrukkers zien soms af van dergelijke opdrachten vanwege de complexiteit en het onvoorspelbare resultaat. De software van iC3D berekent de vervorming op basis van 3D-opnamen van het eindproduct en voert de compensatie door in het ontwerp. Na bewerking krijgt het ontwerp daardoor precies de juiste vorm. De software helpt bovendien bij het automatisch genereren van een virtuele 3D-weergave van meerdere versies van hetzelfde ontwerp. Deze toepassing is handig bij online verkoop, waar de klant het product van alle kanten kan bekijken op het scherm. Wie tijdens Labelexpo iets wilde leren over de duurzaamheid en gevolgen voor natuur en milieu van bepaalde oplossingen, moest zijn woorden zorgvuldig kiezen. De standhouders hadden hun verhaal op orde, maar het was lastig om de verschillende interpretaties van de term 'duurzaamheid' uit elkaar te houden. Tijdens een van de persconferenties vroeg een Amerikaanse journalist specifiek naar de duurzaamheidsaspecten van een nieuwe machine. Het antwoord bestond uit een lange uiteenzetting over de inspanningen van de machinebouwer om de bedrijfsvoering zo goed mogelijk CO2- en energieneutraal te maken. Maar de vraag over duurzaamheid is niet eenduidig beantwoordt met cijfers over de compensatie van de impact op het klimaat of het aantal zonnepanelen op het dak van het hoofdkantoor. Daar komt nog bij dat zelfs de duurzaamst producerende of geproduceerde machine geen garantie biedt dat de producten die ermee gemaakt worden duurzaam zijn. Hoe complex het onderwerp ook is, wie in Brussel over de beursvloer liep kon echter niet anders dan constateren: duurzaamheid is een thema in de labelindustrie. Vaak werd het onderwerp benaderd vanuit de visie van recycleerbaarheid van het materiaal. Anders dan in de grafische industrie - recyclage van papier en karton wordt met behoorlijk succes aangepakt - is het hergebruik van materialen in de label- en verpakkingsindustrie nog steeds een lastig onderwerp. De sector bedient zich van een brede waaier aan substraten, die vaak ook nog eens in combinatie met elkaar worden gebruikt. Sun Chemical had een vitrine ingericht met verschillende oplossingen, die aangaven met welke uitdagingen label- en verpakkingsdrukkers te maken hebben, als ze duurzaam willen produceren. Daarbij was het overigens niet voldoende om simpelweg op het begeleidende kaartje te lezen wat de oplossing inhield. De tekst bij een kunststof fles met label in de vitrine vermeldde: "UV Led Flexo printed retention grade pet label." Navraag leerde dat het ging om een fles van PE-materiaal met daarop een PET-etiket. Die combinatie is ongeschikt voor recyclage. Sun Chemical bedacht daarom een etiket dat eenmaal ondergedompeld in warm water vanzelf loslaat. Ook in de vitrine: een zak, geschikt als voedselverpakking, bestaande uit een enkele laag, bedrukt in offset. Hierbij worden verschillende problemen tegelijk aangepakt. Het substraat moet geschikt zijn voor offsetdruk, het moet voedselveilig zijn en herbruikbaar. Daarnaast: een polypropyleenetiket bedrukt met ontinktbare UV flexo-inkten en papieren barrièreverpakkingen. Mogelijk om te voorkomen dat iemand zonder enige uitleg langs de producten zou lopen, had Fedrigoni de stand ingericht als een onneembaar fort. De ruimte was afgezet met metershoog donker, half doorschijnend doek. De leverancier van zelfklevende materialen wierp letterlijk een drempel op voor rondstruinende beursbezoeker. Die liep vast bij de receptie bij de ingang van de stand, waar ook anderen ongeduldig wachtten tot ze een begeleider kregen toegewezen. Eenmaal binnen was er geen stoel meer vrij aan een zee van tafeltjes. Aan de zijkant, aan de toontafels waar de innovaties van Fedrigoni werden gedemonstreerd, was echter ruimte genoeg. Daar was te zien, dat de producent diep in de materie van hergebruik is gedoken. Zo is er een oplossing bedacht voor het rugpapier (ook wel: liner) dat na bevestiging van het etiket als afval achterblijft. Fedrigoni bedacht een manier om de liner opnieuw te gebruiken voor de productie van nieuwe etiketten. Het product wordt onder de naam Re-Play in de markt gezet. Volgens de producent bestaan deze labels voor honderd procent uit hergebruikt papier en is bij de productie voor ongeveer de helft bespaard aan energie- en watergebruik en CO2-uitstoot. De liners zijn relatief eenvoudig in te zamelen, omdat de afvalstroom begint in de productieruimte, daar waar het label wordt aangebracht op het eindproduct. Fedrigoni zelf spreekt van upcycling - de waarde van het Re-Play-label is hoger dan de oorspronkelijke waarde van de hergebruikte materialen waarvan het is gemaakt. Op verpakkingen en labels staat regelmatig vermeld dat ze geschikt zijn voor recycling. Dat de verpakking of het label zelf is geproduceerd met gerecycleerd materiaal is minder gebruikelijk. Met name voor merkeigenaren in het luxesegment is een duidelijk statement over duurzaamheid en hergebruik waardevol. Met recente overnames lijkt Fedrigoni vooral op dat segment te (blijven) mikken en Re-Play is daarom voor die markt mogelijk interessant. De innovatie van hergebruikte liners sluit aan bij een interessant debat dat in de verpakkingsindustrie al een paar jaar wordt gevoerd: moeten we het afval verminderen door hergebruik aan de productiekant (waar het grote publiek het nauwelijks ziet), of aan de consumptiekant (waar het marketingtechnisch waarde kan toevoegen)? Het onderscheid wordt aangeduid met pre-consumer-waste en post-consumer-waste. Het afval dat aan de productiezijde wordt ingezameld of zelfs wordt voorkomen, kan aan de consumentenkant niet in de afvalbak belanden. Fedrigoni zet daarom ook in op dunnere materialen, met dezelfde kwalitatieve verwerkbaarheid. Het hergebruik van papier en karton is weliswaar goed toepasbaar en tot nu toe succesvol gebleken. In de labelwereld is het echter een klein onderdeel van de totale productie. Voor de andere materialen kunnen labelproducent en merkeigenaar kiezen uit recycleerbaar, composteerbaar en afbreekbaar. Op Labelexpo, en op de stand van Fedrigoni, waren voorbeelden van alle varianten te zien. Elke oplossing biedt eigen voor- en nadelen. Het overeenkomstige probleem blijft de gescheiden inzameling. Een afkorting die we de komende tijd vaker gaan horen in relatie tot duurzaamheid is LCA (Life Cycle Assessment). Dit is een methode om (voor- en achteraf) de gevolgen voor het milieu te meten van een product of een menselijke activiteit. LCA is een overzicht van de hele keten in de vorm van een soort scorekaart. Hoe hoger de score, hoe beter het product presteert. Tegelijkertijd maakt de LCA duidelijk op welke onderdelen er nog werk aan de winkel is. De EU heeft deze methode geïntegreerd in de duurzaamheidsstrategie - we moeten immers vastleggen of alle inspanningen ergens toe leiden. Voor bedrijven wordt LCA steeds belangrijker, omdat overheid en klanten in de toekomst vaker vragen om aan te tonen dat er effectief wordt omgesprongen met het milieu bij het vervaardigen van een product. Om de milieueffecten in positieve zin te verbeteren is het onder meer handig om afvalstromen te traceren - tevens nodig voor het invullen van de LCA. Tijdens Labelexpo toonde Avery Denison een beproefd recept: RFID. Het is een verzamelnaam voor een chip of tag die voorkomt in verschillende types: passief, actief, HF, UHF en NFC. Een RFID-tag, geïntegreerd in het label, kan informatie doorgeven en tussentijds toevoegen. Het toepassingsgebied is groot, maar de mogelijkheden zijn in de labelwereld nog grotendeels onbekend. Mogelijk komt daar verandering in, nu vrijwel elke smart- phone in staat is informatie te lezen van NFC-tags. Het is mogelijk om een RIFD-tag te scannen op korte afstand (NFC) of over lange afstand (UHF). Avery Denison toonde een (nogal flauwe) toepassing waarbij het label op een wijnfles de website van de wijnboer die de wijn produceerde tevoorschijn toverde op een smartphone. Maar er kan natuurlijk veel meer met RFID. Avery Denison sorteert met de RFID-dienstverlening voor op Europese regelgeving die bepaalt dat producten traceerbaar moeten zijn en informatie moeten bevatten over herkomst, duurzaamheid en herbruikbaarheid. De eerder genoemde LCA-meetmethode ligt aan de basis van het Digital Product Passport (DPP) dat vanaf 2024 verplicht is in Europa. Het DPP is onderdeel van de Europese Green Deal die de lidstaten moet omvormen naar een circulaire economie. Maar is RFID wel nodig? Er is al een spotgoedkope oplossing om productinformatie weer te geven, namelijk de QR-code. RFID heeft echter als voordeel dat er tijdens de levenscyclus van een product informatie kan worden toegevoegd. De mogelijkheden tot traceerbaarheid zijn daarom uitgebreider en de tag kan bijvoorbeeld iets zeggen over de houdbaarheid, de status of de conditie van het product. Uiteindelijk kan het ook bijdragen aan het indammen van voedselverspilling en een betere administratie van de afvalstroom. Op de beursvloer van Labelexpo toonde het Finse Voyantic machines van CIG. Deze machines automatiseren zowel het aanbrengen, coderen als het controleren van RFID-tags op labels. Onjuist gecodeerde of beschadigde labels worden automatisch geselecteerd en doormidden gesneden om fraude te voorkomen. Uiteraard wordt er met RFID weer materiaal toegevoegd aan het product, wat ten koste kan gaan van de recyclage. Ook hierover wordt nagedacht. Het Italiaanse Beontag debuteerde op Labelexpo en maakte promotie voor een Eco RFID Tag, gemaakt van papier. De productie is duurzamer dan die van PET-gebaseerde tags, aldus het bedrijf. De komende jaren moet blijken of de markt gelooft dat de investering in RFID-technologie de moeite waard is. Voorlopig ziet het er naar uit dat er in de nabije toekomst eerder meer, dan minder data nodig is over producten. Zo kan het intelligente etiket een goed hulpmiddel zijn in de verdere digitale transformatie van de labelindustrie.